Raphaella SMITS

xxx
PLAATOPNAMEN -The eight-stringed Bach -CD ACR -CD Spanish Folksongs -CD Mertz-Giuliani2 -CD Spanish Folksongs -CD Legnani-Sor -CD Manjon -CD Vila-Lobos a.o. -CD Weiss-Bach -CD Sor-Coste -CD 20th Century -CD Mertz-Giuliani -LP Tedesco -LP Coste -LP Sor-Kaufmann -LP Dowland -LP Blauwe Steen

startpagina

nieuwsbrief

abonneer je

discografie

biografie

instrumenten

interviews

reisschema

persmap

kritieken

links

contact

ENGELSE
VERSIE


JK Mertz

PROGRAMMA

Johann Kaspar Mertz (1806-1856)

01. Ständchen (8’00“)
02. Tarantelle (4’45“)
03. Wasserfahrt Am Traunsee (6’12“)
04. Unruhe (2’56“)
05. Mazurka (3’13“)
06. Vespergang (3’19“)
07. Barcarole (3’15“)
08. Impromptu (5’05“)
09. Deutsche Weise (3’55“)
10. Der Ball (6’58“)
Drei Nänien Trauerlieder :
11. Ich Denke Dein (5’35“)
12. Trauermarsch (5’07“)
13. Am Grabe der Geliebten (5’06“)


DETAILS

musici: Raphaella Smits & Adrien Brogna, gitaren
titel: Johann Kaspar Mertz
componist: Johann Kaspar Mertz
label: Soundset Recordings
CD nummer: SR1060
opname in Studio1 van het Flagey Center in Brussel, juli 2014
totale duur: 63'26"



COMMENTAREN

Guy de Mey, tenor:
"Een onvergetelijke uitvoering, totale symbiose. Topklasse!!"

Ray Verhaeghe, acteur:
"Een delicate musikale dialoog: een traktatie van begin tot einde."

Bernhard Kresse, luthier:
"Een absoluut prachtige prestatie met enorme precisie en subtiele poëzie."

PMR, Anselmus Albini Alumnus:
"Moi je l'ai écouté toute la journée à l'atelier, c'est un programme de musique bien connu (à part deux pièces) et pourtant c'est comme si ces pièces étaient redécouvertes, interprétées avec beaucoup de vécu et de sérénité; les tempi sont très bien choisis, le dialogue des guitares est passionnant (je crois que ça doit beaucoup aux Terz-Gitarren), le respect des musiciens pour la musique imaginée par J.K. Mertz et pour la manière de s'exprimer de son alter ego dans le duo est manifestement au coeur de la réussite de ce disque, intense et sobre. Chacun des musiciens est expressif, je n'ai cherché à deviner qui jouait quoi, et le lyrisme est contenu par le souci d'être cohérent en chantant à deux. Mon meilleur disque de guitare depuis longtemps!"

Radio KLARA:
"Een uitstekende uitvoering van gitaarduetten van Johann Kaspar Mertz op historische gitaren. Grande dame van de gitaar Raphaëlla Smits en Adrien Brogna vormen een ideaal gitaarduo.
De historische benadering van deze verrassende muziek van Mertz, die invloeden vertoont van Mendelssohn, Schumann en Chopin, maakt deze cd tot een unicum."
(Klara's oordeel: ***** )


JOHANN KASPAR MERTZ

Raphaella Smits en Adrien Brogna interpreteren gitaarduo's van Johann Kaspar Mertz op historische instrumenten.

PROGRAMMA
DETAILS
INSTRUMENTEN
INLEGTEKST
COMMENTAREN

AUDIO FRAGMENTEN en ONLINE VERKOOP


INSTRUMENTEN

* Terzgitaar (Bernard Enzensperger, Wenen, 1850, Collectie Brigitte Zaczek):
Bernard Enzensperger (1788-1865) komt uit Füssen, een kleine stad in Zuid-Duitsland, sinds de 16e eeuw een metropool van luitbouw. Hij was in Wenen een leerling van Georg Thir en medewerker van Georg Stauffer. Met zijn perfect vormgegeven en zijn klankrijk superieure instrumenten en met zijn innovaties zoals de wapenvormige “Akustik-Gitarre” met markeringen voor het vinden van de flageoletten, trad Enzensperger steeds meer uit de schaduw van Stauffer en werd hij een van de belangrijkste bouwers van zijn tijd.
(=Git1 in tracks: 1, 4, 5, 6, 7, 8, 10)

* Gitaar Mirecourt (Anoniem, 1827, gerestaureerd door Bernhard Kresse, Collectie Raphaella Smits):
Mirecourt was in de 19e eeuw het centrum van de Franse instrumentenbouw. Meesters zoals Charles Joseph Marchal, François Roudhloff en Bruno Petitjean, produceerden er gitaren in hun ateliers: altijd consistent in kwantiteit en kwaliteit. Deze originele zessnarige gitaar werd later omgebouwd voor zeven of acht snaren, zoals de muziek van Coste, Mertz en Legnani het vereiste.
(=Git2 in tracks: 2, 3, 9, 11, 12, 13)

* Terzgitaar (met label \"k.k.l.p. Musik-Instrumenten-Fabriks-Niederlage des Franz Hoyer in Wien\", 1840, Collectie Alex Timmerman):
Het Boheemse Egerland (het handelsbedrijf Hoyer komt uit Schönbach) en het aangrenzende Duitse Vogtland waren centra van muziekinstrumentenbouw vergelijkbaar met Mirecourt. De instrumenten die daar werden gemaakt waren zelden gesigneerd en droegen meestal het label van de handelaar. Het Wiener model - zoals dit instrument in Stauffer-stijl - werd geproduceerd tot ver in de 20e eeuw.
(=Git1 in tracks: 2, 3, 9, 11, 12, 13)

* Achtsnarige gitaar 'Stauffer' door Bernhard Kresse (Keulen, 2010):
De gitaar is geïnspireerd door Stauffers Legnani model, uitgebreid met twee zwevende bassnaren. Rond 1840 maakte de Allgemeine Wiener Musik Zeitung melding van een nieuw model met acht snaren die Stauffer had gebouwd voor Luigi Legnani en Giulio Regondi. Ook Mertz speelde op een dergelijke gitaar, zoals weergegeven in een concertverslag uit Brno van 23 september 1841.
(=Git2 in tracks: 1, 4, 5, 6, 7, 8, 10)


INLEGTEKST door Dr. Stefan Hackl

In de eerste decennia van de 19e eeuw was Wenen de wereldhoofdstad van de muziek en ook een centrum van de gitaar. Een uitstekende infrastructuur met grote muziekuitgevers (Diabelli, Artaria, Haslinger) en gerenommeerde instrumentenbouwers (waaronder Johann Georg Stauffer en zijn zoon Johann Anton, Bernard Enzensperger, Martin Stoss) trok tal van muzikanten uit het Habsburgse kroonland en ook uit Italië (waaronder de beroemde Mauro Giuliani en Luigi Legnani) naar Wenen. Ook de huiselijkheid van de Biedermeier periode was ideaal voor de burgerlijke muziekcultuur.

In 1840, wanneer JK Mertz (gedoopt Casparus Josephus Mertz, 1806-1856) vanuit Pressburg (Bratislava) in Wenen aankwam, was de Weense gitaarcultuur al over haar hoogtepunt. In het revolutiejaar 1848 waren er nog nauwelijks concerten. Anton Stauffer zette zijn bedrijf stop en ging naar Praag. Mertz en zijn vrouw (de pianiste Josephine Plantin) waagden zich nauwelijks op straat, zaten thuis en componeerden walsen. Om zijn militaire dienst te ontlopen - deze zou zijn zwakke gezondheid door strychninevergiftiging nog verergerd hebben - vluchtte hij naar Brno en kwam pas terug vier weken nadat de politieke situatie was opgeklaard. Een belangrijke bron van inkomsten - privélessen vooral in aristocratische kringen - was na de revolutie van 1848 quasi weggevallen.

In deze tijd van crisis ontstonden de gitaarduetten (‘Ich denke dein’ gedateerd 28 mei 1850) en andere kamermuziekwerken. Voorheen had Mertz alleen solostukken gecomponeerd en daarvan enkel de gemakkelijkste en de medium moeilijke laten drukken (‘Bardenklänge’, ‘Ländler’, ‘Opernrevue’). De grote concertstukken voor de acht- en tiensnarige gitaar zoals ‘Harmonie du Soir’, ‘Pensée fugitive’ en ‘Elegie’ bestaan alleen in manuscript, net als de duetten. Aan Nikolai Petrovitsj Makarov (1810-1890), een rijke Russische virtuoos die alle vooraanstaande gitaristen van zijn tijd in 1850 had bezocht, verklaarde Mertz dit als volgt: "… zolang deze composities in mijn tas zitten blijven ze nieuw en beschikbaar voor mijn eigen concerten ; eens uitgegeven zouden ze verwrongen en verminkt worden door die miserabele gitaristen die enkel wat op hun snaren kunnen krassen."

Van de duetten zijn geen openbare optredens bekend, misschien omdat dat ze werden geschreven voor educatieve doeleinden. Volgens Makarov bezitten de werken van J. K. Mertz "rijke compositie, grote muzikale kennis, uitstekende ontwikkeling van een idee, eenheid, nieuwigheid, grandeur van de stijl, de afwezigheid van triviale expressie en veelheid van harmonische effecten ".

Mertz' muziek is in het gitaarrepertoire van de 19e eeuw, afgezien van een paar werken van onder meer Napoleon Coste en Giulio Regondi, de enige echte romantische: de meeste gitaarcomponisten waren inderdaad zeer conservatief in termen van stijl. Mertz was dankzij zijn vrouw goed bekend met de toenmalige pianoliteratuur (Mendelssohn, Schumann, Chopin) en er muzikaal door beïnvloed.

In de gitaarduo’s uit deze invloed zich vooral in een expressieve klankkleur, zoals de doodsklok in ‘Am Grabe der Geliebten’ of de zachte deining van het water in ‘Wasserfahrt am Traunsee’. De rollen van melodie- en begeleidingsinstrument versmelten door de verschillende registers van de terzgitaar en de gitaar met normale stemming tot een geheel nieuw klankbeeld.

De terzgitaar is een instrument met een korter mensuur (55-57 cm), G c f b d' g' gestemd, en speelt een belangrijke rol in het Weense kamermuziekrepertoire met gitaar, te vergelijken met de eerste viool bij de strijkers. De capo op de derde fret is al vaak te vinden rond 1810 bij Leonard de Call, Anton Diabelli en Mauro Giuliani, maar na 1815 wordt het concept “Terz-Gitarre” een vast begrip. Het was duidelijk dat de gitaar met deze stemming en toonaard het best tot haar recht kwam in combinatie met fluit, piano en snaarinstrumenten, zodat een van de bovenstaande gitaristen of gitaarbouwers op het idee kwam om gitaren te bouwen in deze stemming. De vroegst bekende terzgitaren, beide uit 1814, zijn het werk van Johann Rudert en Jacob Krasny (Stauffer had zijn instrumenten in die tijd niet gedateerd). Giuliani schreef zijn derde gitaarconcerto (op. 70) voor de terzgitaar en paste later ook de tweede (op. 36) aan. In de meeste gitaarduetten van Weense herkomst wordt de eerste stem uitgevoerd door een terzgitaar.


< Laatste update: 02-I-2015> < Top pagina > < Abonneer je nu! >